Toets Scheikunde 4H klas 2010/2011

t/m practicum 2 bovenbouwmodule 4

 

NAAM:                                                              Docent:

 

Deze toets bestaat uit twee delen.

In deel A voer je buiten contacttijd opdrachten uit bij PROEF! 2010-2011 en je bekijkt een filmpje van een experiment dat in de derde klas is uitgevoerd .

 

De rest van de toets doe je tijdens een kwt-uur. Je beantwoordt dan vragen o.a. met betrekking tot PROEF! 2010-2011 en vragen over het filmpje.

 

Je kunt 1 punt op de schaal van tien verdienen door:

* A-practica t/m 2A van module 4 met andere kleur gecorrigeerd op tijd
  ingeleverd te hebben;

* je samenvattingen(schrift) t/m practicum 2 van module 4 in orde te
   hebben;

* in de les op tempo en volgens afspraken gewerkt te hebben;

* de toetsanalyse van practicum 11A gemaakt te hebben.

 

En je kunt 1 punt op de schaal van tien verdienen door:

* dit formulier correct ingevuld in te leveren bij deel B van de toets
  (staat je naam er al op?).

 

Natuurlijk moet je bij deel B van de toets ook PROEF! 2010-2011, je rekenmachine, je BINAS-tabellenboek en je TUE-tabellenboekje meebrengen. Je mag bij deel B niets lenen van een klasgenoot.

Je kunt  PROEF!2010-2011 downloaden via www.proef.info > bovenbouw > PROEF!-folder > PROEF! 2010-2011

 

 

 

Deel A

 

Op de voorpagina van Proef! 2010-2011 word je uitgedaagd te veranderen: de wereld, de toekomst, jezelf.

Welke rol Applied Sciences daarbij kan spelen kun je lezen in de blog en agenda van vier personen die een studie doen (of gedaan hebben) die valt onder de verzamelnaam Applied Sciences.

 

Lees in elk van de vier blogs bij “Opleiding” de studierichting van Gerard, Nahome, Cynthia en Charlotte.

a. Welke van de vier studierichtingen spreekt jou het meest aan?

 

 

 

Uit elk van de vier agenda’s wordt een begrip nader toegelicht:
Potenz!, shake it baby!, kopietje van je zelf, snelkookpan.

 

b. Kies een van deze begrippen en leg uit wat ermee bedoeld wordt.
   
begrip:

 

uitleg:

 

 

 

 

In  de agenda’s kun je zien hoe een werkdag eruitziet in het leven van Gerard, Nahome, Cynthia en Charlotte.

 

c. Citeer uit een van de agenda’s een woord, zinsnede of zin waaraan je
    kunt zien dat het werk met scheikunde te maken heeft en leg uit
    waarom je dat vindt.

 

woord/zinsnede/zin:

 

het heeft met scheikunde te maken want:

 

 

 

 

 

 

Om de vorige drie vragen te kunnen beantwoorden heb je de blogs en agenda’s in ieder geval globaal moeten doorlezen. Dan heb je ook gelezen waarom het interessant/aantrekkelijk/leuk kan zijn om een B-studie te kiezen.

 

d. Citeer uit een van de blogs of agenda’s een zin, zinsnede of woord
    waaruit voor jou duidelijk is dat het interessant/aantrekkelijk/leuk kan
    zijn om een B-studie te kiezen.

 

 

zin/zinsnede/woord:

daaruit maak ik op dat een b-studie interessant/aantrekkelijk/leuk kan zijn omdat:

 

 

 

 

Uit de agenda van Nahome blijkt dat ze te maken heeft met scheidingstechnieken.

Werk, voor zover nodig, jouw samenvattingen bij wat betreft scheidingstechnieken.

Lees in ieder geval de agenda van Nahome door want daar worden in deel B van de toets vragen over gesteld. Notities over die informatie kun je op dit formulier schrijven, die mag je bij deel B van de toets gebruiken.

 

e. Notities bij de agenda van Nahome:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de folder staan via www.proef.info verwijzingen naar Youtube-filmpjes, naar een quiz en naar een ontwerpopdracht.

 

Bekijk in ieder geval een van de Youtubefilmpjes.

 

f. Welk Youtubefilmpje heb jij bekeken?

 

 

 

Achterop PROEF! 2010-2011 staan scheikunde-gerelateerde B-studies vermeld en hogescholen vermeld waar je die studies kunt volgen.

 

g. Op welke hogeschool kun je de studie “Applied Science” volgen?

 

 

 

 

h. Welke van de genoemde B-studies zou je gaan volgen als je nú zou
   moeten beslissen over je vervolgstudie?

 

 

 

 

Op de websites van de hogescholen kun je per studierichting informatie vinden.

 

g. Zoek op met welke twee specialisaties in september 2010 gestart kon
    worden op de voltijds opleiding Chemie van de locatie Den Bosch van
    Hogeschool Avans.
 

    specialisatie 1:

 

    specialisatie 2:

 

 

 

 

 

Bekijk via de ELO bij scheikunde > 4-havo het filmpje met het derde-klas-experiment waarbij in een flesje ammoniakgas en zoutzuurgas bij elkaar worden gespoten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit ingevulde deel A moet je inleveren bij deel B van de toets.

Toets Scheikunde 4-havo 2010/2011

t/m practicum 2 bovenbouwmodule 4

 

Deel B

 

Naam:                                                      Klas:                   Docent:

 

Opgave 1 Shake it baby!

 

Ter voorbereiding op deel B van deze toets heb je in PROEF! 2010-2011 een bladzijde uit de agenda van Nahome Kribbe bestudeerd.


Op de betreffende dag probeert ze door middel van extractie enzymen uit gistcellen vrij te maken. Enzymen zijn biokatalysatoren, dat zijn katalysatoren die in of door levende organismen geproduceerd worden.

 

A 2p a. Geef het nummer van het practicum waarin het trefwoord katalysator staat vermeld en noem (bijv. aan de hand van de beschrijving van dat trefwoord in je samenvattingen) een eigenschap van een katalysator.

 

 

 

 

 

 

Extractie is de naam van een scheidingstechniek.

 

C 4p b. Geef een voorbeeld van een (ander) mengsel van twee stoffen dat je m.b.v. extractie kunt scheiden.
Beschrijf puntsgewijs hoe je dat mengsel m.b.v. extractie kunt scheiden.
Uit je beschrijving moet ook het principe van extractie duidelijk worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Om 9:15 haalt ze “monsters (gistcellen)” op.

 

Het woord monster heeft in vaktaal en in h(uis)-, t(uin)- en k(euken)taal verschillende betekenissen.

 

B 2p c. Schrijf hieronder de betekenis van het woord monster in:

vaktaal:

htk-taal:

 

 

 

Om het proces te laten verlopen moet Nahome verschillende gebeurtenissen laten plaatvinden. Die gebeurtenissen zijn: schudden, ontdooien, chemicaliën (= extractiemiddel) toevoegen, concentreren (= zuiveren), centrifugeren.

 

Het proces staat hieronder in een blokschema weergegeven. Vier van de vijf genoemde gebeurtenissen corresponderen met een blok uit dit schema.

 

 

    1

 
               A

 

 

 

 


    2

 

 

 

 

 

 


    3

 

 

 

 

 

 

 


    4

 

 

 

 

 


                             B

 

 

B 4p d. Vul hieronder in welke van de genoemde gebeurtenissen in welk blok plaatsvindt:

blok 1:

blok 2:

blok 3:

blok4:

 

 

 

 

B 2p e. Leg uit waar in het proces extractie plaatsvindt.

 

 

 

 

 

B 2p f. Leg uit of en zo ja waar in het proces een chemische reactie plaatsvindt.

 

 

 

 

 

C 2p g.  Leg uit welke actie Nahome na 13:15 moet uitvoeren zodat de oplossing met enzymen geconcentreerder wordt (gemaakt).

 

 

 

 

 

 

 

 

Opgave 2 pH

 

In PROEF! 2010-2011 staat bij het blokje Potenz! beschreven dat met pH de zuurgraad van een waterige oplossing wordt bedoeld.

 

    1p a. Heb je thuis het blokje Potenz! gelezen?

 

 

    1p b. Wat is de pH van een neutrale waterige oplossing (en ook van water)?

Een voorbeeld van een zure waterige oplossing is zoutzuur, dat is een mengsel van zoutzuurgas en water.

 

    1p c. Geef (zo nodig m.b.v het BINAS-tabellenboek) de rationele naam van zoutzuurgas.

 

 

 

Zoutzuurgas kan gemaakt worden door de enkelvoudige stoffen waterstof en chloor te laten reageren. In practicum 2 van module 4 heb je op foto’s/dia’s gezien welke actie daarvoor nodig is.

 

    1p d. Welke actie is nodig om de reactie van waterstof en chloor te laten verlopen.

 

 

 

    2p e. Beschrijf de reactie van waterstof en chloor met een reactieschema’s met formules.

  

 

 

 

Chemici duiden de sterkte van een oplossing aan met de grootheid molariteit M. Zo spreken ze van 0,100 M zoutzuur als er 0,100 mol zoutzuurgas per liter is opgelost. Voor zoutzuurgas komt 0,100 mol overeen met 3,65 g.

 

    3p f.  Bereken m.b.v. BINAS-tabel 44 hoeveel gram zoutzuurgas er bij 25 °C per liter water maximaal oplost. Geef je antwoord in drie significante cijfers.

 

 

 

   

 

 

 

 

    1p g. Wat is de molariteit van het zoutzuur van f?

 

 

 

 

 

De pH van 0,100 M zoutzuur is 1,000. Als je dat zoutzuur met een factor 10 verdunt krijg je 0,0100 M zoutzuur met pH 2,000.
Als je 0,0100 M zoutzuur met een factor 10 verdunt krijg je 0,00100 M zoutzuur met pH = 3,000.

 

C    3p h. Beschrijf puntsgewijs wat je moet doen om 0,0100 M zoutzuur met een factor 10 te verdunnen.
Verwerk in je beschrijving de (namen van de) soorten glaswerk die je bij de verdunning gebruikt.

 

 

 

 

 

 

 

B    2p i.  Leid uit bovengenoemde molariteiten en pH’s de pH van 0,000100 M zoutzuur af.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C 2p j.  Leg uit wat de pH is van de oplossing die verkregen wordt door 0,100 M zoutzuur met een factor 109 te verdunnen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Opgave 3 Diagnose

 

Deze opgave gaat over het stellen van een diagnose m.b.v. het toetsanalyse-instrument uit practicum 11A van module 3.

 

    1p a. Vond jij het n.a.v. de analyse in practicum 11A nodig om extra of anders te gaan werken voor het vak scheikunde?

 

 

 

 

 

 

Een van de onderdelen van de toetsanalyse is het coderen van de vragen in vier categorieën:

A feitenkennis

B toepassingen van feitenkennis

C creatieve vragen

D vragen (niet over scheikunde maar) o.a. over leren en studeren

 

Heb je gezien dat in opgave 2 en 3 bij enkele vragen de codering ontbreekt?

 

2p b. Vermeld in de tabel hieronder voor onderstaande vragen uit deze toets bij welke categorie (A, B, C of D) ze horen:


 

 

categorie

Opgave 2 pH

2a

 

 

2b

 

 

2c

 

 

2d

 

 

2e

 

 

2f

 

 

2g

 

 

2h

C

 

2i

B

 

2j

C

Opgave 3 Diagnose

3a

 

 

3b

 



Opgave 4 Massa of volume?

 

In de vorige opdracht is 0,100 M zoutzuur gedefinieerd als zoutzuur waarin per liter 3,65 g (= 0,100 mol) zoutzuurgas is opgelost.

Met name voor stoffen in gasvorm is het soms handiger om de hoeveelheid niet in gram maar in liter uit te drukken. 

 

A 1p a. Noem nog een andere eenheid dan liter bij de grootheid volume.

 

 

 

B 3p b. Bereken m.b.v. BINAS-tabel 12 hoeveel liter overeenkomt met 1,70 gram ammoniak in gasvorm (bij een temperatuur van 273 K en p = p0).

 

 

 

 

 

 

 

 

Als je bij een temperatuur van 25 °C 3,65 g zoutzuurgas (= chloorwaterstof) en 1,7 g samen in een flesje met lucht spuit zit er na afloop van de reactie alleen (dezelfde hoeveelheid) lucht en salmiak in het flesje.

 

A 2p c. Hoe ziet salmiak eruit?

 

 

 

B 1p d. Hoeveel gram salmiak is er ontstaan? Geef je antwoord in drie significante cijfers.

 

 

 

Uit de gegevens boven vraag c kun je afleiden dat zoutzuurgas en ammoniak reageren in de massaverhouding 3,65 : 1,7 = 2,15 : 1,00

 

B 2p e. Bereken m.b.v. gegevens uit TUE-tabel 8 in welke volumeverhouding zoutzuurgas en ammoniakgas reageren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Einde toets                                              Lever ook het ingevulde deel A in!!
                                                        Staat je naam erop?

Voorbeeldantwoorden Toets Scheikunde 4-havo 2010/2011

t/m practicum 2 bovenbouwmodule 4

Deel B
Opgave 1 Shake it baby!

A 2p a. nummer/practicum: 5A van module 1 en 7A van module 2
eigenschap: beïnvloedt de snelheid van een reactie/verdwijnt (netto) niet bij een reactie

C 4p b. (bijvoorbeeld een mengsel van) zand en zout (1p)
1. Het zandzoutmengsel met water roeren (1p): dán vindt
extractie plaats want het zout lost wel op in (het extractiemiddel) water en het zand niet (1p)
2. Filtreren/laten bezinken en decanteren
3. (Zout)oplossing indampen (2 en3: 1p)

B 2p c. vaktaal: een (kleine) portie materiaal (om te onderzoeken)
htk-taal: een afschrikwekkend wezen

B 4p d. blok 1: ontdooien
blok 2: schudden
blok 3: centrifugeren
blok4: concentreren

B 2p e. De extractie vindt plaats bij 2 nadat tussen 1 en 2 het
    extractiemiddel is toegevoegd.

B 2p f.  Nee, het gaat alleen over het ontdooien en mengen en scheiden van stoffen.

C 2p g.  De oplossing indampen/(een deel van het) extractiemiddel verwijderen.

Opgave 2 pH

    1p a. ?
    1p b. 7

    1p c. (BINAS: zoutzuur is oplossing van waterstofchloride in water, dus) waterstofchloride

    1p d. Bestralen met uv-licht.

    2p e. (afhankelijk van vorderingen in module 4)
H + Cl  à  H,Cl  of  
H° + Cl°  à  H,Cl of
H2 + Cl2  à  H1Cl1 of
H2 + Cl2  à  HCl

    3p f.  (BINAS-tabel 44:) 19,0 mol.L-1, dus 19,0 x 35,5 = 675 g.L-1
Indien andere stof/formule dan HCl en verder correct: 2p.
Indien (waarde bij) andere temperatuur dan 25°C = 298 K: -1p

    1p g. 19,0 M

C 3p h. Een voorbeeld van een goed antwoord is:
  1. Pas in een maatcilinder (1p) 10 mL 0,0100 M zoutzuur
      af (1p).
   2. Vul met water aan tot 100 mL (1p)
   (3. Homogeniseer/roer)  

B  2p i. 0,100 M zoutzuur pH = 1,000
0,0100 M zoutzuur pH = 2,000
0,00100 M zoutzuur pH = 3,000
Dan in 0,000100 M zoutzuur pH = 4,000 te verwachten.

C 2p j.  Als je met een factor 109 verdunt heb je te maken met bijna puur water dus (zie b) 7.
De pH zal dan stijgen van 4 naar 5 naar 6 naar 7en blijft dan 7 want de pH van puur water is 7 (zie b).

Opgave 3 Diagnose

    1p a. ??

    2p b. 2a, 3a en 3b D: 1p
andere vragen: 1p

 

 

categorie

Opgave 2 pH

2a

D

 

2b

A

 

2c

A

 

2d

A

 

2e

B

 

2f

B

 

2g

A

 

2h

C

 

2i

B

 

2j

C

Opgave 3 Diagnose

3a

D

 

3b

D

Opgave 4 Massa of volume?

A 1p a. kubieke meter m3

B 3p b. Bij 273 K heeft 1 m3 ammoniak een massa van 0,77.10-3 kg.m-3, dat is 0,77 g.L-1, dus 1,70 / 0,77 = 2,2 liter

A 2p c. wit, vast

B 1p d. 3,65 + 1,7 = 5,35 g

B 2p e. 3,65 g / 1,49 = 2,45 liter zoutzuurgas
1,7 / 0,7 = 2,4 liter ammoniak
dus 2,45 : 2,4 = 1 : 1

 

 

Normering

A-practica:                             1p

Formulier deel A:                           1p

Deel B: 47/5,875 =               8p