Duurzaamheid in de nieuwe syllabi

 

vwo

De aanduiding “duurzaam(heid)” komt volgens het overzicht op blz. 6 voor in de namen van enkele (sub)domeinen van de vwo-syllabus. Het betreft subdomeinen E3 en F5 die niet op het CE bevraagd worden.

 

“Duurzaam(heid)” komt wel voor in de naam van subdomein A14 en in specificaties van enkele wel op het CE bevraagde subdomeinen.

Bovendien hebben sommige wel op het CE bevraagde subdomeinen direct of indirect met duurzaamheid te maken.

 

Hieronder een overzicht van (sub)domeinen en specificaties die wel in het CE bevraagd kunnen worden.

 

 

Subdomein A14: Redeneren in termen van duurzaamheid

Eindterm

De kandidaat kan in maatschappelijke, beroeps- en wetenschapscontexten aspecten van duurzaamheid aangeven en beschrijven, daarmee samenhangende problemen analyseren en voorstellen formuleren voor een mogelijke oplossing daarvan.

De kandidaat kan de rol van levenscycli van stoffen, materialen en producten aangeven in termen van duurzaamheid;

§ De kandidaat kan met behulp van kennis over levenscycli van stoffen, materialen en producten voorstellen formuleren voor een keuze tussen alternatieven bij gebruik van stoffen, materialen in industriële processen;

§ De kandidaat kan in de context van duurzaamheid de maatschappelijke betekenis van de chemie benoemen;

§ De kandidaat kan de wereldvraagstukken: wereldvoedselvoorziening, duurzame energievoorziening, (drink)watervoorziening, beschikbaarheid van grondstoffen, opwarming van de aarde en vervuiling van de aarde relateren aan chemische concepten.

 

 

Subdomein C3: Behoudswetten en kringlopen

Eindterm

De kandidaat kan verbanden leggen tussen behoudswetten en chemische processen, en kan deze verbanden relateren aan kringlopen.

Specificatie

1. De kandidaat kan de volgende begrippen gebruiken in redeneringen:

§ massabehoud / massabalans;

§ energiebehoud / energiebalans;

§ ladingbehoud / ladingbalans.

2. De kandidaat kan chemische processen relateren aan:

§ stofkringloop;

§ elementkringloop;

§ recycling;

§ cradle to cradle.

 

 

Subdomein F2: Groene chemie

Eindterm

De kandidaat kan met behulp van kennis van procestechnologie en reactiekinetiek, ten minste in de context van voedselproductie of duurzaamheid, "principes van groene chemie" herkennen en relateren aan gerealiseerde, mogelijke en gewenste veranderingen van die processen en eenvoudige berekeningen uitvoeren.

Specificatie

1. De kandidaat kan verbanden leggen tussen aspecten van groene chemie die bij het ontwerpen en aanpassen van industriële processen een rol hebben gespeeld:

§ reactieomstandigheden;

§ veiligheid;

§ kwalitatieve energiebeschouwing;

§ nevenreacties;

§ (keuze voor) batchproces / continuproces;

§ bijproducten;

§ onvolledige omzetting;

§ overmaat /ondermaat;

§ (hernieuwbare) grondstoffen;

§ gebruik van water;

§ recycling;

§ afval;

§ milieueisen.

2. De kandidaat kan aan de hand van gegeven formules uit groene chemie berekeningen uitvoeren aan een proces:

§ atoomeconomie;

§ E-factor;

§ energie-effect;

§ rendement.

3. De kandidaat kan chemische concepten in processen herkennen en beschrijven en relateren aan voorstellen voor aanpassing:

§ vergisting van biomassa;

§ productie van biodiesel;

- omestering

§ olieraffinage;

- gefractioneerde destillatie

- kraken

- reformen

§ recycling.

- kunststoffen

- metalen

 

 

Subdomein F3: Energieomzettingen

Eindterm

De kandidaat kan in de context van duurzaamheid beschrijven welke chemische en/of technologische processen worden gebruikt bij energieomzettingen en kan met behulp van kennis van energieproductie deze processen beschrijven, daarbij voorkomende condities aangeven en voorstellen voor aanpassing beoordelen.

Specificatie

1. De kandidaat kan met behulp van een beschrijving van onderstaande technieken voor energieproductie uit biomassa redeneren over deze technieken:

§ vergisting: bio-ethanol, biogas;

§ productie van biodiesel;

§ verbranding.

2. De kandidaat kan beschrijven hoe fossiele brandstoffen gebruikt worden bij energieproductie:

§ aardgas, aardolie, steenkool.

- verbranding in een specifieke verbrandingseenheid

- reactieproducten en vervuiling

- stoomopwekking

- dynamo

3. De kandidaat kan de fotosynthese van glucose beschrijven als een proces waarbij licht wordt omgezet in chemische energie:

§ vastleggen van koolstofdioxide;

§ productie van zuurstof.

4. De kandidaat kan brandstoffen met elkaar vergelijken, voorstellen voor aanpassing(en) beoordelen en redeneren over aspecten van duurzaamheid die daarbij een rol spelen:

§ verschil in hoeveelheid koolstofdioxide geproduceerd door biobrandstof en fossiele brandstof:

- koolstofkringloop.

§ C/H-verhouding:

- relatie hoeveelheid CO2 per joule.

§ optredende emissies bij verbranding:

- CO2

- NOx

- SO2

§ omgevingsfactoren:

- brandstofaanvoer;

- brandstofopslag;

- koelwater.

 

Subdomein G2: Milieueffectrapportage

Eindterm

De kandidaat kan met behulp van kennis van productieprocessen ten minste in de context van gezondheid of duurzaamheid beschrijven welke maatschappelijke condities een rol spelen bij milieu-gerelateerde vraagstukken en voor deze vraagstukken beschrijven welke mogelijke gevolgen er zijn op het gebied van gezondheid en duurzaamheid.

Specificatie

1. De kandidaat kan aan de hand van gegevens over een productieproces aangeven wat mogelijke gevolgen voor milieu en gezondheid zijn van dat productieproces:

§ transport van grondstoffen, producten en afvalstoffen;

§ uitstoot;

- grenswaarde.

§ gebruik van (koel)water;

§ risico bij calamiteiten;

§ warmte / krachtkoppeling;

§ duurzaamheid.

 

 

Subdomein G3: Energie en industrie

Eindterm

De kandidaat kan met behulp van kennis van productieprocessen ten minste in de context van duurzaamheid energieomzettingen vanuit de verschillende bronnen beschrijven, vergelijkingen maken en een beargumenteerd oordeel geven.

Specificatie

1. De kandidaat kan verschillende processen met elkaar vergelijken op het gebied van duurzaamheid en een keuze voor een proces beargumenteren:

§ kolenvergasser;

§ aardgascentrale;

§ kolencentrale;

§ brandstofcel.

2. De kandidaat kan het gebruik van verschillende energiebronnen in een proces met elkaar vergelijken en een keuze voor een energiebron beargumenteren:

§ waterstof;

§ bio-ethanol;

§ biogas;

§ biodiesel.

 

 

 

 

havo

 

De aanduiding “duurzaam(heid)” komt volgens het overzicht op blz. 6 voor in de namen van enkele (sub)domeinen van de havo-syllabus. Het betreft subdomeinen E2 en G3 die niet op het CE bevraagd worden.

 

“Duurzaam(heid)” komt wel voor in de naam van subdomein A14 en in de specificatie van een wel op het CE bevraagd subdomein.

Bovendien hebben sommige wel op het CE bevraagde subdomeinen direct of indirect met duurzaamheid te maken.

 

Hieronder een overzicht van (sub)domeinen en specificaties die wel in het CE bevraagd kunnen worden.

 

Subdomein A14: Redeneren in termen van duurzaamheid

Eindterm

De kandidaat kan in maatschappelijke, beroeps- en technologische contexten aspecten van duurzaamheid aangeven en beschrijven.

Specificatie:

1. De kandidaat kan de rol van levenscycli van stoffen, materialen en producten aangeven in termen van duurzaamheid;

2. De kandidaat kan de maatschappelijke betekenis van de chemie toelichten in contexten over wereldvoedselvoorziening, duurzame energievoorziening, (drink)watervoorziening, beschikbaarheid van grondstoffen, opwarming van de aarde en vervuiling van de aarde.

 

Subdomein F1: Industriële processen

Eindterm

De kandidaat kan gegeven industriële processen beschrijven in blokschema's, rendementsberekeningen maken, en aangeven hoe aspecten van groene chemie bij het ontwerp van het proces een rol spelen.

Specificatie:

1. De kandidaat kan met gegevens over een industrieel proces dit proces met een blokschema beschrijven:

§ stofstromen;

§ recirculatie;

§ reactoren;

§ scheidingsinstallaties;

§ warmtewisselaars.

2. De kandidaat kan aan de hand van een blokschema een industrieel proces toelichten:

§ reacties;

§ scheidingsmethoden;

§ energie-effect;

§ energiehuishouding.

3. De kandidaat kan bij de beschrijving van een industrieel proces de volgende begrippen gebruiken:

§ katalyse;

§ continuproces;

§ batchproces;

§ bulkchemie / fijnchemie.

4. De kandidaat kan toelichten welke aspecten van groene chemie bij het ontwerpen van een chemisch proces een rol hebben gespeeld:

§ reactieomstandigheden;

§ veiligheid;

§ kwalitatieve energiebeschouwing;

§ nevenreacties;

§ (keuze voor) batchproces / continuproces;

§ bijproducten;

§ onvolledige omzetting;

§ overmaat / ondermaat;

§ (hernieuwbare) grondstoffen;

§ gebruik van water;

§ recycling;

§ afval;

§ milieueisen.

5. De kandidaat kan aan de hand van gegeven formules uit groene chemie berekeningen uitvoeren aan een proces:

§ atoomeconomie;

§ E-factor;

§ energie-effect;

§ rendement.

 

 

Subdomein F3: Energieomzettingen

Eindterm

De kandidaat kan in de context van duurzaamheid beschrijven welke chemische en/of technologische processen worden gebruikt bij energieomzettingen en kan beredeneren hoe duurzaamheid een rol speelt bij energieproductie.

Specificatie:

1. De kandidaat kan met behulp van een beschrijving van onderstaande technieken voor energieproductie uit biomassa redeneren over deze technieken:

§ vergisting: bio-ethanol, biogas;

§ productie van biodiesel;

§ verbranding.

2. De kandidaat kan beschrijven hoe fossiele brandstoffen gebruikt worden bij energieproductie:

§ aardgas, aardolie, steenkool.

- verbranding in een specifieke verbrandingseenheid

- reactieproducten en vervuiling

- stoomopwekking

- dynamo

3. De kandidaat kan de fotosynthese van glucose beschrijven als een proces waarbij licht wordt omgezet in chemische energie:

§ vastleggen van koolstofdioxide;

§ productie van zuurstof .

4. De kandidaat kan brandstoffen met elkaar vergelijken en redeneren over aspecten van duurzaamheid die daarbij een rol spelen:

§ verschil in hoeveelheid koolstofdioxide geproduceerd door biobrandstof en fossiele brandstof;

- koolstofkringloop

§ C/H-verhouding;

- relatie hoeveelheid CO2 per joule

§ optredende emissies bij verbranding;

- CO2

- NOx

- SO2

§ Olieraffinage.

- gefractioneerde destillatie

- kraken

5. De kandidaat kan redeneren over aspecten van duurzaamheid die een rol spelen bij de omzetting van chemische energie in elektrische energie en omgekeerd:

§ elektrochemische cel / batterij / brandstofcel.

- aangeven dat bij een elektrochemische cel een redoxreactie optreedt waarbij elektronen via een externe verbinding worden overgedragen;

- halfreacties;

- positieve en negatieve elektrode;

- elektrolyt;

- opladen;

- recycling;

- verhouding energie/massa.